troffe van een zwijn afkomstig uit hawai
Latijnse naam: sus scrofa
Afmetingen: 18 cm diameter
€50,00 incl. BTW
1 op voorraad
troffe van een zwijn afkomstig uit hawai
Latijnse naam: sus scrofa
Afmetingen: 18 cm diameter
1 op voorraad
Het wild zwijn (Sus scrofa), everzwijn of kortweg ever,[2] ook zwart wild of borstelwild genoemd, is een zoogdier uit de familie van de varkens (Suidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd in 1758 gepubliceerd door Carl Linnaeus.[3] Het wild zwijn komt in grote delen van Europa, Azië en Noord-Afrika voor. Het heeft het grootste verspreidingsgebied van de Euraziatische varkens. Het is de wilde voorouder van het gedomesticeerde varken.
Tien procent van de wilde zwijnen in het noordwesten van Europa hebben genen van tamme varkens. De bewuste genen zouden ze hebben gekregen in het begin van de 21e eeuw, waarschijnlijk na kruising met gefokte wilde zwijnen, die op hun beurt vaak met tamme varkens werden gekruist.[4]
Het wild zwijn heeft naast een dikke ondervacht een donkere, borstelachtige vacht die ’s winters langer en donkerder is dan in de zomer. In het voorjaar vallen de winterharen uit. Dan krijgen ze een kortere en lichtere vacht. Wilde zwijnen hebben een gedrongen romp en stevig lijf. De achterpoten zijn korter dan de voorpoten. Wilde zwijnen hebben een langwerpige kop met een afgeplatte, sterke snuit. De neus eindigt in een wroetschijf. Hun oren zijn breed, rechtopstaand en behaard. Het wild zwijn heeft kleine ogen. Het zichtvermogen van het wild zwijn is relatief slecht; zo kunnen ze een mens niet herkennen als deze zich niet beweegt. Daarentegen is hun reuk- en tastzin zeer goed ontwikkeld, wilde zwijnen hebben ook een zeer fijn gehoor.[5] Volwassen dieren hebben een staart die eindigt in een pluim. Volwassen mannetjes worden keilers of beren genoemd. De vrouwtjes worden zeugen genoemd.
De beren hebben twee slagtanden, die door jagers “houwers” worden genoemd. Deze twee slagtanden, hoektanden in de onderkaak, staan naar boven gericht. Ook de bovenste hoektanden zijn sterk ontwikkeld en wijzen eveneens omhoog. Hoe ouder een mannetje is, des te verder steken deze hoektanden naar boven uit. Over de borstkas heeft het mannetje een vier centimeter dikke laag kraakbeen. Deze laag dient ter bescherming van de longen en het hart tijdens gevechten.
De biggen (ook wel frislingen genoemd) hebben aanvankelijk een zwartbruine vacht met goudgeelachtige strepen. Deze strepen, ook wel zwijnenpyjama geheten, lopen van voor naar achter over de rug. De strepen van de biggen dienen ter camouflage en verdwijnen na drie tot vijf maanden na hun geboorte.
De biggen zijn bij de geboorte ongeveer 1,1 kilogram zwaar.[6] Gemiddeld hebben volwassen wilde zwijnen een kop-romplengte van 120–180 cm en een schofthoogte van 90 cm.
Het gewicht van een wild zwijn varieert veel binnen het verspreidingsgebied. In Centraal-Italië wegen volwassen wilde zwijnen tussen de 80 en 100 kg. Keilers geschoten in Toscane wogen tot 150 kg. In 1999 werd in de Franse Ardennen een exemplaar geschoten van 227 kg. In de Karpaten bereiken keilers een gewicht tot ongeveer 200 kg, terwijl wilde zwijnen in Roemenië en Rusland een gewicht van 300 kg kunnen bereiken.[7] Een exemplaar van de ondersoort Sus scrofa attila, dat in 2019 in Turkije geschoten werd, woog 350 kg.