Beschrijving
Het nijlpaard (Hippopotamus amphibius) is de grootste en algemeenste soort uit de familie van de nijlpaarden (Hippopotamidae). De andere soort is het dwergnijlpaard (Hexaprotodon liberiensis). Het is tevens een van de grootste landzoogdieren. Slechts de olifanten en sommige neushoornsoorten zijn groter. De wetenschappelijke naam van de soort werd in 1758 gepubliceerd door Carl Linnaeus in de tiende editie van Systema naturae.[2] Het nijlpaard is de enige recente soort van het geslacht Hippopotamus, dat onder andere ook enkele uitgestorven soorten uit Madagaskar en de Pleistocene Europese soort Hippopotamus antiquus omvat. Ondanks de naam is het dier niet nauw verwant met het paard, maar eerder met walvissen.
Leefgebied
Nijlpaarden leven in en om het water, in rivieren, plassen, meren en moerassen in een groot deel van Afrika. Ze komen oorspronkelijk in ieder gebied voor waar voldoende water is om in te baden en gras om van te grazen. In bergen kunnen ze tot op 2000 meter hoogte worden gevonden.
Nijlpaarden zijn een belangrijk onderdeel van hun ecosysteem. Er zijn meren die zonder nijlpaarden zo goed als levenloos zouden zijn, bijvoorbeeld doordat ze uit vrijwel steriel bronwater voortspruiten, maar door de bemesting door dit dier een hele levensgemeenschap ondersteunen.
Beschrijving
Het nijlpaard heeft een groot, rond lichaam, korte poten en een grote kop met een brede snuit. De staart is kort en dik. Ze hebben geen vacht, slechts enkele borstelharen op de staart en het gezicht. De zachte, glimmende huid is paars-grijs of blauwig zwart. De onderzijde, oren en bek zijn meer bruinachtig roze. In de huid zitten klieren die een viskeuze stof afscheiden die aan de oppervlakte een rode kleur krijgt door polymerisatie.[3] Deze afscheiding dient onder andere als zonnebrandcrème, ontsmettingsmiddel en parfum. De ogen, oren en neusgaten zijn hoog op de kop geplaatst, waardoor ze boven water blijven terwijl de rest van het lichaam onder water is. De snijtanden zijn zeer groot en dienen voornamelijk om te vechten. Bij mannetjes zijn de hoek– en snijtanden groter dan bij vrouwtjes. De tanden kunnen een lengte krijgen tot 50 cm. De tanden blijven scherp doordat de tanden van de onderkaak en bovenkaak tegen elkaar aan schuren.
Het nijlpaard heeft een kop-romplengte van 280 tot 350 centimeter en een schofthoogte van 130 tot 165 centimeter. De staart is 35 tot 50 centimeter lang. Mannetjes zijn groter dan vrouwtjes. Vrouwtjes wegen over het algemeen 510 tot 2500 kilogram, mannetjes 650 tot 3200. De mannetjes blijven veelal hun hele leven groeien.
Nijlpaarden worden in gevangenschap circa 50 jaar oud en in het wild zo’n 40 jaar. De hoogste geregistreerde leeftijd van een nijlpaard in gevangenschap is 65 jaar.[4]