Red River Hog (Potamochoerus porcus)

425,00 incl. BTW

1 op voorraad

Shouldermount van een bushpig

Latijnse naam: Potamochoerus porcus

Afmetingen: 40 cm breed 61 cm uit de wand en 50 cm hoog

 

 

1 op voorraad

Beschrijving

Het penseelzwijn of rivierzwijn (Potamochoerus porcus) is een zoogdier uit de familie van de varkens (Suidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd als Sus porcus in 1758 gepubliceerd door Carl Linnaeus.[2] Het penseelzwijn komt voor in de wouden van West- en Centraal-Afrika. In Oost-Afrika woont zijn nauwe verwant, het boszwijn (Potamochoerus larvatus).

Beschrijving

Het penseelzwijn heeft een opvallend rode vachtkleur. Over de rug loopt een vage, witte streep. Ook heeft het dier een wit gezichtsmasker, rond de ogen, op de wangen en op de kaak. De snuit en het voorhoofd zijn zwart. Op de wangen zitten witte kwastjes, en het uiteinde van de grote, bladvormige oren zit een lange witte haarkwast, het penseel. De haren op de kaak en de flanken zijn langer dan de rest van de vacht.

Het penseelzwijn heeft een kop-romplengte van 1 tot 1,5 meter, een schouderhoogte van 55 tot 80 centimeter en een gewicht van 45 tot 130 kilogram. De dunne staart is 30 tot 45 centimeter lang. Mannetjes zijn iets groter dan vrouwtjes. Ook heeft het mannetje herkenbare knobbels aan beide zijden van de snuit en vrij kleine, scherpe slagtanden.

Gedrag en leefwijze

Het penseelzwijn is omnivoor. Het eet voornamelijk wortels en knollen van planten, aangevuld met afgevallen vruchtengrassen, kruiden en dierlijk materiaal zoals eieren, aas, insectenslakken en hagedissen. Om knollen, wortels en insecten te vinden, woelt het met zijn grote snuit de grond om. Penseelzwijnen kunnen op deze manier veel schade aanrichten aan landbouwgewasen. Afgevallen vruchten vindt het penseelzwijn voornamelijk door op het geluid van apenneushoornvogels en andere luidruchtige vruchteneters af te komen.

Het penseelzwijn is voornamelijk ‘s nachts actief. Overdag schuilen ze in dicht struikgewas. Na zonsondergang zwerven ze rond in troepen, op zoek naar voedsel. Tijdens deze zwerftochten steken ze regelmatig meertjes en beken over; het penseelzwijn is een goede zwemmer.

Ze leven in kleine troepen van vier tot twintig dieren, bestaande uit een mannetje (beer), enkele volwassen zeugen en hun jongen. De beer verdedigt zijn harem agressief tegen roofdieren, waaronder de luipaard, zijn belangrijkste vijand. Verscheidene troepen voegen zich soms samen tot rotten van wel zestig dieren.

Twee vechtende beren zetten de haren recht overeind en scheiden feromonen en excreten af uit de speekselklieren en klieren rond de knobbels, de ogen en de genitaliën. De twee duwen tegen elkaar met de kaken, grommen, zwaaien met de staarten en graven in de aarde. De slagtanden zijn vlijmscherp en kunnen veel schade aanrichten aan de snuiten van de vechtende mannetjes. Om te veel schade te voorkomen, heeft het dier de knobbels aan de snuit.

Voortplanting

In het struikgewas of een holle boom werpt een zeug drie tot zes biggetjes. De dracht duurt zo’n vier maanden. De biggen hebben eerst een donkerbruine vacht met heldergele horizontale strepen. Bij verstoring drukken de jongen zich tegen de grond aan en houden zich dood. Na drie maanden vervagen de strepen en zullen ze vluchten bij gevaar. Na twee jaar zijn de dieren volgroeid. Penseelzwijnen worden ongeveer twintig jaar oud in gevangenschap.

Verspreiding en leefgebied

Het penseelzwijn leeft voornamelijk in regenwouden, vochtige, dichte struiksavannen en in beboste valleien, in de buurt van rivieren, meren en moerassen en met zachte bodem. Hij komt voor in West-Afrika en het Kongogebied, van Gambia tot Oost-Congo zuidwaarts tot de Kongostroom en de Kasaï.

Ga naar de bovenkant